Doel 8: vindt stabiel werk: Het ziekenhuis (deel 2)

In deel 1, dat je hier kunt lezen, beschrijf ik mijn loopbaan tot een bepaald moment waarin ik enkele jaren werkte als verzorgende IG in een kleinschalige woonvorm voor ouderen met dementie, binnen een grote organisatie met meerdere zorglocaties. Uiteindelijk miste ik hier de dynamiek en uitdaging, waardoor het tijd werd om op zoek te gaan naar precies dat: een nieuwe uitdaging.


Photo by Martha Dominguez de Gouveia on Unsplash


Ik begon te werken in een ziekenhuis als verzorgende IG in een vaste, flexibele pool. Voor mij bood dit veel leermogelijkheden, omdat ik nog nooit in een ziekenhuis had gewerkt. Het was een kans om klinische ervaring op te doen in een omgeving waar opname, overplaatsing, ontslag, leven, ziekte, herstel en de dood samenkomen. Een plek waar relaties tijdelijk zijn in plaats van langdurig, en waar denken en handelen functioneel en taakgericht moeten zijn.

Ik merkte dat het werken in woonzorgcentra, met activiteiten zoals nagels lakken, spelletjes spelen, wandelen, of meegaan naar een carnavalsmiddag, niet echt bij mij paste. Vooral dat laatste vond ik minder leuk (en dat vind ik nog steeds). Ik bleef liever achter om ervoor te zorgen dat de zorg gewoon doorging, terwijl mijn collega, die het wel leuk vond om dit soort dingen te doen, meeging. 

Dat dit niet mijn voorkeur had, betekende niet dat ik geen oog, oor en aandacht had voor de bewoners; die had ik zeker wel. Toch voelde het soms alsof we als verplegers van alles moeten zijn, inclusief activiteitenbegeleiders, naast nog tien andere rollen. Dit maakte dat we soms wat wegraken van de essentie van ons vak: het verplegen. 

Ik was juist doel- en taakgericht en functioneerde goed in drukke of onvoorziene situaties waar snel gehandeld moest worden. Misschien ben ik een werkpaard, maar ik gedij goed op adrenaline en prikkels. Daarom leek het werken in een ziekenhuis me een uitstekende omgeving. De afwisseling van afdelingen, patiëntencategorieën, en het taak- en doelgericht handelen zorgden voor dynamiek en uitdaging, waardoor het werk minder snel eentonig wordt.

Ik begon vol enthousiasme in het ziekenhuis en maakte al snel kennis met nieuwe collega's in de flexpool. Ik voelde direct een goede klik met hen, en al snel volgden klinische lessen waarbij ik dacht: *Wow, wat leer ik hier veel.* Die lessen waren echt een verrijkende aanvulling op mijn kennis. Tijdens de introductieperiode leerde ik veel door te werken op verschillende afdelingen. Daarna stond een langere periode op een vaste afdeling gepland.

Het enige waar ik aan moest wennen, was de overgang van een kleinschalige woonvorm naar een groot ziekenhuis. Het contrast kon bijna niet groter zijn. Van een huiselijke omgeving naar iets dat meer weg had van een grote fabriek. Dit viel me al meteen op in de ochtend: op een enorme parkeerplaats rijden, mijn pasje scannen voor slagbomen en deuren, mijn pasje opnieuw gebruiken voor de uitgifte van uniformen, en vervolgens omkleden in de locker room. Daarna liep ik naar de afdeling in een ziekenhuis met talloze afdelingen en ruimtes, en een enorme centrale hal.

Op de afdeling waar ik terechtkwam, merkte ik al snel dat ik me er niet thuis en zelfs onveilig voelde. De sfeer was allesbehalve verwelkomend en erg onprettig. Het team functioneerde slecht, vooral als het ging om nieuwe medewerkers en leerlingen die ingewerkt moesten worden. Er waren tegenstrijdige signalen, er was geen tijd om iets uit te leggen of me goed in te werken, en de volgende dag werd er van me verwacht dat ik dingen wist die nooit waren uitgelegd. Wanneer ik aangaf iets niet te weten, niet te kunnen, of niet onder de knie te hebben, werd er gezucht, gesteund, gekreund of met de ogen gerold.

Als ik zelf om begeleiding vroeg of om iets te toetsen, was er altijd 'geen tijd', ook al zag ik later op de dag mensen rondhangen. De communicatie was verwijtend, koud en snauwerig, en taken werden op een harde manier gedelegeerd. Van een warm welkom was geen sprake. Uiteindelijk ervaarde ik de situatie als een vorm van pesten. Wat er precies gebeurde? Dat is moeilijker te omschrijven, omdat volwassen pesten vaak op subtielere, venijnige manieren plaatsvindt. Er werd geroddeld, ik werd sociaal buitengesloten, kreeg bewust tegenstrijdige signalen, of werd opzettelijk de kans ontnomen om ingewerkt te worden. Er werd negatief over mij of anderen gesproken, en tijdens overdrachten waarbij ik aanwezig moest zijn, ging de deur 'per ongeluk' net voor mijn neus dicht. "Whoops, sorry", maar niet echt.

Dit alles had een negatieve invloed op mijn mentale welzijn. Ik ging naar het werk met hoofdpijn en vertrok met buikpijn, hoewel het soms ook andersom was. Ik voelde me niet geaccepteerd en niet gewaardeerd in het team. Er was geen vooruitgang in mijn inwerkproces, en ik kreeg geen grip op mijn werk.

Ik begon ook op te merken dat ik het werken in het ziekenhuis steeds minder leuk vond. Doordat alles tijdelijk was, miste ik juist de relatiegerichte benadering van de patiënt. Bovendien voelde de omgeving voor mij erg geïnstitutionaliseerd, met een verstikkende nadruk op strakke agenda's, procedures en protocollen. Het had een koude, zakelijke en klinische sfeer. Vooral in dit ziekenhuis ervaarde ik de werkethos als onprettig, en ik merkte dat ik daar geen onderdeel meer van wilde zijn. Uiteindelijk bleek dat de omgeving en ik toch geen goede match waren.

Ik besloot aan de bel te trekken bij mijn leidinggevende, en we gingen in gesprek. Mijn leidinggevende schrok van de pesterijen die ik benoemde en ondernam actie. Er werd me een overplaatsing aangeboden, maar op dat moment wilde ik dat zelf niet meer. Het voelde alsof ik dan met een sticker of stigma op mijn voorhoofd op een andere afdeling terecht zou komen. Collega's in het ziekenhuis kennen elkaar immers onderling ook, en ik had niet bepaald de behoefte om met al vooringenomen verwachtingen aan een nieuwe afdeling te beginnen. De kans op een herhaling van zetten stond me tegen, en toen ik de balans opmaakte, besefte ik dat het beter was om zelf de regie in handen te houden en mijn eigen weg te kiezen.

Ik besloot weg te gaan en had inmiddels een kennismakingsgesprek gehad bij de thuis- en daklozenopvang. Na mijn avontuur in het ziekenhuis ben ik daar gaan werken, waarover ik in een later bericht (deel 3) meer zal vertellen. Ondanks het feit dat we te maken hebben met een tekort aan zorgpersoneel en moeite hebben om medewerkers te behouden, is het triest dat dit mijn ervaring was. En ik weet zeker dat ik niet de enige ben met dit soort ervaringen. We hebben mensen nodig in de zorg, maar soms jaagt het personeel hun eigen (nieuwe) collega's juist weer weg. Dit is iets wat, naar mijn mening, echt niet kan. Ook al zijn we verschillend en hebben we onze eigen manieren, waar blijft de verbinding?

Uiteindelijk heeft het een tijdlang onder mijn huid gezeten. Waarom had ik dit laten gebeuren? Waarom overkwam dit mij? Later kon ik het gelukkig loslaten en besefte ik dat het een verstandige keuze was om de eer aan mezelf te houden en een voor mij toxische omgeving te verlaten.

Hoewel het doel in het ziekenhuis vaak is om patiënten beter te maken, mag dat niet ten koste gaan van het welzijn van je collega's. Zorg niet alleen goed voor je patiënten, maar ook voor elkaar. Ik vind dat grote organisaties hier kritisch naar zichzelf moeten kijken en reflecteren op hun wervings- en behoudstrategieën, en op de redenen waarom medewerkers de organisatie verlaten. Een mooie campagne op LinkedIn is niet genoeg. (Zelf zag ik een van de pesterige collega’s terug in zo’n marketinguiting.)

Als er al een tekort aan personeel is, zorg er dan in ieder geval voor dat het personeel niet net zo hard weg wil rennen als het werd aangenomen. Verzorg je personeel goed. In plaats van iemand te verwijten dat ze jobhoppen, zou je moeten nadenken over mogelijke verbeteringen binnen je eigen afdeling, team, of organisatie.


Een reactie posten