Het afgelopen jaar heb ik meer geschreven over mijn zoektocht naar een passende werkplek. Door diverse ervaringen heb ik ontdekt wat ik echt wil en wat ik niet meer wil. Sommigen zouden mijn carrièrepad wellicht als jobhoppen bestempelen, maar voor mij was het een waardevolle reis. Ik heb in verschillende keukens mogen kijken, mijn rugzak gevuld met nieuwe inzichten en vaardigheden, en daardoor helder voor ogen gekregen welke werkcultuur en methodes bij me passen – en welke niet.
Photo by Julia Taubitz on Unsplash
Misschien is het zelfs beter om verschillende werkprocessen en methodieken te hebben ervaren, in plaats van 25 jaar lang hetzelfde werk te doen. Natuurlijk is werk ons brood op de plank en simpelweg een noodzaak, maar voor mij is het ook belangrijk dat er sprankeling in zit. Het gevoel van een innerlijke vlam, motivatie en de overtuiging dat je staat achter wat je doet, maakt voor mij het verschil.
Als je mijn werkgeschiedenis in chronologische volgorde wilt lezen, die wat uitgebreider is en daarom in meerdere artikelen is opgedeeld, kun je hier terecht:
[Deel 1]
[Deel 2]
Deel 3 (waar je nu bent)
In mijn vorige artikel vertelde ik over mijn ervaring in het ziekenhuis. Het was al snel duidelijk dat ik daar niet op mijn plek zat en de omstandigheden maakten een soepele start lastig. Zoals ik in deel 2 beschreef, had ik goede redenen om het ziekenhuis achter me te laten. Geen moment heb ik daar spijt van gehad. Het paste gewoon niet meer bij mij.
Ik ging aan de slag in een beschermde woonvorm voor thuis- en daklozen, en al snel wist zowel de doelgroep als de werkwijze mijn hart te veroveren. Ik werkte er met veel plezier. Deze ervaring liet me inzien dat ik de welzijnskant van de hulpverlening veel aantrekkelijker en beter passend vond dan de verzorging en verpleging. Het werk bracht vaak onverwachte situaties met zich mee, soms rauw, maar altijd puur. Ik werkte als verzorgende IG en begeleider, maar voelde me vaak ook een manusje-van-alles. Je deed wat nodig was, en iedere dag kon anders zijn—soms verrassend, soms uitdagend. Die dynamiek vond ik verfrissend.
Hoewel er veel leed schuilde bij deze doelgroep, kon ik er als begeleider zijn voor de cliënten, toegankelijk en met vertrouwen. Dat vertrouwen zorgde ervoor dat ik dingen voor elkaar kreeg, op hun manier en tempo. De strikte protocollen van het ziekenhuis pasten hier niet. Wat vandaag werkte, kon morgen totaal anders zijn, en wat voor de ene cliënt een goede oplossing leek, vroeg voor een ander een compleet andere aanpak. Het was geen vastgeroeste verpleeghuiscultuur, maar juist de ruimte om te bewegen binnen het sociaal domein en welzijnswerk.
Ondanks dat ik enorm gegrepen was door de doelgroep en de werkwijze, besloot ik na een jaar toch te vertrekken. Waarom? Spanningen binnen het team of met collega’s kregen langzaam maar zeker vat op mij. Uiteindelijk leidde dat tot mijn vertrek, iets waar ik later spijt van kreeg, juist vanwege mijn sterke gevoel voor de doelgroep en het werk dat ik daar deed.
Een minder fijne ervaring in een ziekenhuis betekende natuurlijk niet dat ik het nooit meer in een ziekenhuis moest proberen. Toch wilde ik niet terug naar het ziekenhuis waar ik eerder werkte (zie deel 2), en ook niet opnieuw in een flexpool. Ik wilde een vast onderdeel zijn van een team. Dit keer koos ik voor de ouderenzorg, specifiek de geriatrische revalidatie, omdat ik daar een sterke affiniteit mee voelde.
Het werd inderdaad een andere ervaring dan de vorige. Ik voelde me welkom in het team en had het gevoel dat de samenwerking goed verliep. Maar toch hing er veel druk om me heen, en ik kon mijn draai niet echt vinden. Het kwam opnieuw neer op de sterk geprotocolleerde, institutionele omgeving van het ziekenhuis. Alles draaide om productie, strakke schema’s en plannen, en ik voelde me gevangen in "het systeem". Wat ik het meeste miste, was de aandacht voor persoonlijke relaties en menselijkheid in het werk.
Uiteindelijk besloot ik het ziekenhuis weer te verlaten. Mijn conclusie? Het ziekenhuis en ik zijn gewoon geen match meer. Het past niet bij wie ik ben en wat ik zoek in mijn werk. Ik voel me sterker verbonden met de welzijnskant van de zorg—de persoonlijke relaties, het menselijke aspect—dan met de koudere, klinische en verplegende kant.
Hierna volgde een periode van vallen en opstaan. Ik werkte in de ambulante thuisbegeleiding, maar ook dat bleek uiteindelijk niet de juiste match voor mij. Na een korte periode van werkloosheid vond ik een plek in een ander verpleeghuis, waar ik me eveneens niet thuis voelde. Na zoveel omzwervingen en pogingen begon ik bijna aan mezelf te twijfelen. Het was frustrerend om te merken dat ik op verschillende plekken niet op mijn plek was.
Toch kijk ik hier positiever op terug. Ik heb altijd trouw aan mezelf gebleven door niet te blijven hangen in situaties waar ik ongelukkig van werd of waar ik me niet kon vinden. Dat is voor mij een belangrijke les: soms is het beter om te blijven zoeken naar wat echt bij je past, dan je te schikken in een situatie die niet werkt.
Uiteindelijk besloot ik terug te keren naar een organisatie waar ik altijd met veel plezier had gewerkt. Ook op de locatie had ik al eerder ervaring opgedaan, maar ik wilde niet terug naar dezelfde afdeling. Ik zocht naar meer dynamiek en uitdaging in mijn werk. Daarom solliciteerde ik als verzorgende IG op een opnameafdeling voor dementerende ouderen met gedragsproblematiek. Gelukkig werd ik aangenomen en sindsdien werk ik daar met veel enthousiasme.
Of dit het einde van mijn zoektocht is, weet ik nog niet. Maar ik ben me steeds beter bewust van wat ik wil en waar ik me op wil richten in deze reis. Dit besef zorgt ervoor dat ik minder snel van plek wissel, omdat duurzame stabiliteit ook waardevol is.
Een reactie posten
Een reactie posten